Daniël 6:16–23
16 Toen gaf de koning bevel, en men bracht Daniël en wierp hem in de leeuwenkuil. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Uw God, Die u voortdurend vereert, Die zal u verlossen!
17 En er werd een steen gebracht en op de opening van de kuil gelegd. De koning verzegelde hem met zijn zegelring en met de zegelring van zijn machthebbers, zodat de beslissing met betrekking tot Daniël niet veranderd kon worden.
18 Toen ging de koning naar zijn paleis. Hij overnachtte nuchter; er werd geen enkele vorm van vermaak bij hem gebracht en zijn slaap week van hem.
19 Toen stond de koning bij het ochtendgloren, bij het aanbreken van de dag, op en ging snel naar de leeuwenkuil.
20 En toen hij bij de kuil kwam, riep hij naar Daniël met droeve stem. De koning nam het woord en zei tegen Daniël: Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God, Die u voortdurend vereert, u van de leeuwen kunnen verlossen?
21 Toen sprak Daniël tot de koning: O koning, leef in eeuwigheid!
22 Mijn God heeft Zijn engel gezonden en de muil van de leeuwen gesloten, zodat zij mij geen kwaad gedaan hebben, omdat er onschuld bij mij voor Hem gevonden is; en ook ten opzichte van u, o koning, heb ik geen misdaad begaan.
23 Toen werd de koning zeer blij en gaf bevel Daniël uit de kuil omhoog te trekken. En men trok Daniël uit de kuil omhoog, en er werd geen enkele verwonding aan hem gevonden, omdat hij op zijn God vertrouwd had.
LONEPRAYERS
Reactie plaatsen
Reacties