Lucas 1:26-38

Gepubliceerd op 11 juni 2025 om 11:35

Lucas 1:26-38
26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,
27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.    
28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet, jij begenadigde, de Heer is met je.’ 
29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.
30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 
31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.
32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven, 
33 tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’
35 De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen, en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt heilig genoemd worden, Zoon van God.
36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd; ze is nu in de zesde maand, terwijl men haar voor onvruchtbaar hield.
37 Want voor God is niets onmogelijk.’
38 Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’

 

Daarna liet de engel haar weer alleen. 


LONEPRAYERS

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.